Natuur en cultuur zijn begrippen die door de mens zijn bedacht om onderscheid te maken tussen de mensenwereld en de rest. Maar dit onderscheid, met de ordening van de natuurlijke wereld door Aristoteles als eerste aanstichter, heeft als een splijtsteen gewerkt. Het resultaat is dat de mens de omgeving ziet als grondstof: het is zielloos, willoos en van de mens om het te gebruiken. En dat hebben we de afgelopen honderd jaar overdadig gedaan. En toch: veruit de meeste mensen hebben de natuur lief. Gaat het slecht met de vogels? Dan hangen we met liefde een vogelhuisje op. Hebben die schattige egels het moeilijk? We laten bladeren liggen en timmeren een egelhuisje. Maar hoe zit het met onze empathie voor een eencellige in de bodem of een mug? Dat is al een stuk lastiger, omdat het eigenlijk niet lukt om uit het mens zijn te stappen bij het maken van een ontwerp, ook al zijn we ook van amoebes afhankelijk binnen het levengevende web van biotische en abiotische factoren. Alle levende en niet levende agenten zijn met elkaar verbonden in een web van biotische en abiotische relaties. Het ecosysteem. Als voorbeeld: Met meer dan 3000 verschillende soorten bacteriën en schimmels in en op ons eigen lichaam is de mens een biotoop op zich, en al die wezentjes, zo blijkt uit recentelijk onderzoek, hebben een grote invloed op ons gedrag en humeur. Tot zo ver eigen vrije wil.
In die zin kunnen we dus niet over de natuur praten als iets waar we los van staan.
De natuur als drager van onze welvaart.
De afgelopen honderd jaar zijn de kaarten in het spel tussen mens en haar omgeving opnieuw geschud. Nieuwe technologieën volgden elkaar steeds sneller op en de bovenstaande randvoorwaarden speelden steeds minder een rol, want dankzij de technologische ontwikkelingen kon de mens alles naar zijn hand zeten.
Maar de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de mens zijn hand heeft overspeeld. Het grootschalig technologisch ingrijpen op de aarde en de drang naar efficiency en controle ondermijnen het fundament van ons bestaan op aarde: de interactie van alle biotische en abiotische actoren en de levende wereld in en op de bodem, in het water en daarboven.
Hier en daar worden stappen gezet. Er wordt teruggegrepen op de oude cultuurlandschappen om de natuur te herstellen door middel van subsidies voor agrarische natuurverenigingen. Ook wordt planologisch nieuwe natuur afgedwongen om bijvoorbeeld de schade van grote bouwprojecten te compenseren. Dat alles wordt omschreven en geborgd in natuurdoeltypen.
Museumstukken en decor voor recreatie
Die natuurdoeltypen zijn echter zonder uitzondering in onbruik geraakte cultuurvormen zoals heidevelden en geriefhoutbosjes. Het zijn museumstukken voor natuurwaarden en een decor voor natuurrecreatie. De instandhouding van deze natuurdoeltypen kan alleen door een eindeloze inzet van arbeid. Dat kost veel geld en inspanning. En toch gaat de daling van de biodiversiteit en de biomassa aan wilde dieren en planten door. De beschermde eilandjes van oude cultuurlandschappen met hoge natuurwaarden en een recreatief aantrekkelijk beeld hebben niet de omvang en de kracht om de biodiversiteit op een gezond niveau te houden of te brengen. De grote kansen liggen bij de agrarische gronden. Maar helaas zijn de eigenaren, de boeren, verwikkeld in een mondiale prijzenoorlog. En de stedeling? Die heeft er geen weet van en is losgezongen van de natuur en de productie van haar eigen voedsel. Die leeft in een luilekkerland waar altijd alles voorradig is voor weinig geld.
Het kan anders, het moet anders.
Het is tijd voor natuurinclusiviteit
Het is tijd om ruimte te geven aan nieuwe cultuurlandschappen waarin landschappelijke elementen
bijdragen aan de bedrijfsmatige of culturele doelen van degene die de grond beheert, oftewel
agroforestry.